Inmiddels zijn er meer dan 100.000 VU-alumni. Waar kwamen ze na hun studie terecht? In deze rubriek portretteren we drie alumni die dezelfde opleiding deden. Deze keer alumni: Onderwijs en Innovatie.
Soukaina el Jaouhari (28) is afgestudeerd in 2018, werkt als onderzoeker en komt op voor de mens in de marge.
Je studeerde niet zo lang geleden af. Wat vond je van de opleiding?
„Veelzeggend is misschien dat ik gedurende mijn studie slechts één college gemist heb. Omdat het echt niet anders kon. Vakken waren inhoudelijk zo interessant, colleges kleinschalig en interactief, en docenten inspirerend – bijvoorbeeld Bert van Oers over ontwikkelingsgericht onderwijs en Trees Pels over diversiteit en onderwijs. En de mix van universitaire studenten en studenten die al werkzaam waren in het primair onderwijs was waardevol."
Toch ben je niet in de onderwijssector gaan werken. Hoe dat zo?
„Tijdens mijn studie liep ik stage bij het Verwey-Jonker instituut dat onderzoek doet naar actuele maatschappelijke vraagstukken op onder meer het gebied van diversiteit, inclusiviteit en onderwijs. Die stage, de onderzoeken waar ik aan meewerkte en de gesprekken met mijn scriptiebegeleidster hebben mijn liefde voor het doen van onderzoek doen ontwaken. Toen wist ik: dit is wat ik wil!"
Je werkt momenteel als onderzoeker bij Tao of Care. Vertel!
„Hoogleraar langdurige zorg en dementie Anne-Mei The ontwikkelde de Sociale Benaderingsvisie voor ondersteuning van mensen met dementie en hun naasten. Naar hun leefwereld doe ik kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Wetenschap en praktijk liggen dicht bij elkaar. Dat is belangrijk voor me, om op die wijze iets bij te kunnen dragen aan de maatschappij."
Waar komt die drive om goed te doen vandaan?
„Ik zie zoveel ongelijkheid in onze samenleving. Eén van de dingen die me is bijgebleven van mijn studie is dat voornamelijk jongetjes met een migratieachtergrond alleen op basis van die achtergrond een lager studieadvies krijgen. Zie die achterstand maar in te halen!"
„Ik wil opkomen voor gestigmatiseerde groepen. Zoals ook in mijn werk nu. Dementie wordt in de maatschappij onnodig gemedicaliseerd. Ik vind het fantastisch dat ik onderdeel mag uitmaken van een organisatie waarin niet de ziekte maar de mens centraal staat. Met mijn onderzoek hoop ik écht verschil te maken."
Heb je dromen voor de toekomst?
„Bij Tao of Care zijn we bezig met het opstarten van een onderzoek naar migrantenouderen met dementie. Dat is een onderbelichte groep. Vaak betreft het eerste generatie migranten die de taal niet machtig zijn en hun hulp- of zorgvraag niet of niet op de juiste manier kunnen uitdrukken. Dementie komt pas laat aan het licht, mantelzorgers raken overbelast en ondersteuning blijft uit. Dat kan en mag niet. Zorg is er voor iedereen. Daar hoop ik op korte termijn door mijn onderzoek iets in te kunnen betekenen."
Je hebt nog een heel leven voor je. Misschien ook nog het onderwijs in en de barricade op?
„Ik vind veel interessant. Het onderwijs sluit ik zeker niet uit. Dan wil ik me hard maken voor inclusief onderwijs – gelijke kansen voor iedereen. Dat is lastiger dan het klinkt, omdat er zoveel factoren meespelen. Dat zie je ook in deze coronatijd. In vergelijking met kinderen in de betere buurten lopen kansarme kinderen achterstanden op. Dat vind ik schrijnend. Ouders kunnen het thuis leren niet faciliteren. Kamp je met armoede, dan heb je wel andere dingen aan je hoofd. De eerste prioriteit is eten op tafel en niet het onderwijs van je kind. Dergelijke ongelijkheid zou ik graag wegnemen. Noem me maar idealistisch!"
Jan Willem Hengeveld (30) is afgestudeerd in 2016, en werkt als leraar in het basisonderwijs en als beleidsmaker bij OCW.
Waarom koos je voor de opleiding?
„Toen ik net voor de klas stond, werd ik actief bij de Groene Golf, de actiegroep voor en door jonge docenten van de Algemene Onderwijsbond. Ik ging in gesprek met politici, beleidsmedewerkers en jong onderwijspersoneel, en werd zó enthousiast van de wereld buiten het klaslokaal dat ik besloot verder te studeren. Mijn bachelor, een combinatie van Onderwijskunde en de Pabo, ging over het ‘wat’ en ‘hoe’. Ik wilde meer weten over de maatschappelijke kant van het onderwijs, het ‘waarom’ en ‘waartoe’, en leren over onderwijsbeleid. De master Onderwijs en Innovatie was wat ik zocht!"
Je liep stage bij het Ministerie van OCW. Je bent er gebleven?
„Na die stage werd me een baan aangeboden omdat het waardevol is iemand in huis te hebben die deel uitmaakt van het onderwijsveld, maar ook kan uitzoomen naar het landelijke perspectief. Maar ik ben ook maar n=1 dus ik organiseer vooral de verbinding tussen het onderwijsveld en onderwijsbeleid. Ik probeer zoveel mogelijk leraren naar OCW toe te brengen om hen te betrekken bij het beleid, en ook zoveel mogelijk beleidsmedewerkers het veld in te sturen om te zien hoe het er in de praktijk aan toegaat."
Je staat ook nog voor de klas. Wat vind je zo leuk aan lesgeven?
„In de klas vind je de maatschappij in het klein. Als leraar ben ik er om de kinderen te helpen hoe ze met elkaar en met bepaalde dingen om kunnen gaan, en wat ze van elkaar kunnen leren. Ik vind het leuk om dingen over te dragen en steeds weer de juiste manier te zoeken om ze ergens verder in te helpen."
Zijn er dingen die volgens jou anders moeten op onderwijsgebied?
„Ikzelf ervaar dat niet zo. Maar op de school waar ik lesgeef is er bijvoorbeeld geen lerarentekort. Wat ik schrijnend vind, is dat het tekort niet evenwichtig verspreid is over het land. Leraren kiezen minder snel voor scholen in wijken waar problemen spelen. Terwijl juist de kinderen die het hardst goed onderwijs nodig hebben, over de minste leraren beschikken."
In deze coronatijd worden leerachterstanden van kansarme kinderen groter. Wordt daar op het ministerie over gesproken?
„Jazeker. Vanaf dit schooljaar kan elke school een subsidie aanvragen voor kinderen die door corona of andere omstandigheden vertraging oplopen. Zo kun je voor een deel van je leerlingen de schooldag verlengen of extra mensen in huis halen die onder schooltijd kinderen verder helpen. Maar: daar heb je natuurlijk wel leraren voor nodig. Dat is wel de grootste zorg momenteel: hoe gaan we om met het lerarentekort, en hoe zorgen we ervoor dat juist de kinderen die het hardst goede leraren nodig hebben ook goed onderwijs krijgen?"
Wat drijft jou, als leraar en als beleidsmaker?
„Ik doe niets liever dan me vastbijten in mogelijkheden tot verbetering. Op school probeer ik een kind dat ergens moeite mee heeft een jaar lang verder te helpen. Bij OCW voorzie ik de olietanker die het ministerie is steeds van wat brandstof om vooruit te komen."
„Neem bijvoorbeeld de werkdruk in het onderwijs. Veel leraren, inclusief ikzelf, hebben het idee dat er steeds meer dingen moeten zonder dat we er tijd voor krijgen. Maar ook hardnekkige misverstanden staan soms het werken met de kinderen in de weg, of zorgen ervoor dat leraren over hun eigen grenzen gaan."
„Ik heb meegewerkt aan een boekje genaamd Ruimte in Regels. Tot op de dag van vandaag wordt het gebruikt om te weten wat er precies in de wet staat en wat dat dan betekent. Ja, je moet een kind systematisch volgen. Maar nee, dat impliceert niet dat je alle methodetoetsen moet afnemen. Om maar een voorbeeld te noemen. Daar ben ik trots op – zo kan ik het verschil maken."
Elise van Schuylenburg (33) is afgestudeerd in 2015, werkt als orthopedagoog en leert het liefst haar leven lang door.
Wat vond je van de opleiding?
„Het liefst zou ik teruggaan! Ik begon als alleenstaande moeder pas op mijn 27emet de master na eerst mbo, hbo en pre-master gedaan te hebben. Eerst was ik wat onzeker: kan ik dit? Maar ik zat zó mijn plek. Ik genoot van het contact met mijn medestudenten en slurpte op wat ik las over opvoeding, ontwikkeling, kinderen en onderwijs. Het grootste verschil met hoe ik eerder was opgeleid bleek het inzicht dat er geen vaststaande waarheid is. Daar kon ik me zoveel beter in vinden."
Je bent orthopedagoog. Pas je die wetenschappelijke twijfel toe in je werk?
„Continu. Ik sta er anders door in mijn werk. Er ís geen eenduidig antwoord op de vraag hoe je een kind opvoedt. Met een gezond kind is dat anders dan met een beperkt kind, om maar een voorbeeld te noemen. En ik ga er niet stellig van uit in mijn behandelingen dat wat ik nu doe dé manier is. Die twijfel biedt ruimte om open te staan voor nieuwe of andere denkwijzen."
Wat maakt jou tot een goede orthopedagoog?
„Mijn kracht ligt in de verbinding. Ouders voelen zich soms van het kastje naar de muur gestuurd. Ze hebben al zoveel advies gekregen. Door écht te luisteren neem ik stress weg. Dat levert werkelijk wat op. Ik leerde het ook ten tijde van mijn studie aan de VU: onderzoek laat zien dat de hulpverlenersrelatie voor 70% en de methodiek die je toepast voor 30% je kans van slagen bepaalt."
Onderwijs komt in je werk veel aan de orde. Leg uit!
„Ik ben momenteel werkzaam op de afdeling medische psychologie van het Franciscus Gasthuis. Wanneer ik een kind onderzoek, gebruik ik niet alleen de ouders maar ook de leerkracht als informatiebron. Op school groeit een kind immers evenzeer op."
„Daarnaast werk ik voor gezinshuizen. Vaak gaat een kind niet meer naar school, of heeft de school moeite met het gedrag van een kind. Een groot deel van mijn werk is het vertalen van het gedrag van een kind naar de leerkracht. Ik denk mee hoe een kind langzaamaan toch weer kan instromen of hoe de school aanpassingen kan maken."
Lukt dat, gezien de werkdruk in het onderwijs?
„Dat is soms lastig. Kinderen met een rugzak gaan niet langer naar het speciaal onderwijs maar naar reguliere scholen die er doorgaans niet op ingericht zijn. Leraren worden overvraagd: ze hebben een vollere klas met kinderen met vaak ingewikkelde problematiek. Zulke kinderen doen het niet zo best op de normale opvoed- en onderwijstechnieken. Ze hebben individuele begeleiding nodig. Ik gun het leerkrachten dat ze daarvoor extra hulp krijgen."
Wat is de grootste les in je carrière tot nu toe?
„Toen ik afstudeerde was er niet veel werk voor gedragswetenschappers. Mijn vak is veelzijdig, waardoor ik als zelfstandig ondernemend orthopedagoog de meest uiteenlopende dingen heb gedaan. Dat paste niet altijd even goed. De markt is er nu ook naar, dus ik word allengs selectiever. Niet per se: welke vraag ligt er, maar wat kan ik goed en wat vind ik leuk?"
„Als orthopedagoog denk je mee, terwijl anderen de zorg verrichten. Ik wil niet alleen adviseren maar ook doen. Ik ben daarom nu bezig met de opleiding tot cognitief gedragstherapeut, start in januari 2021 met de GZ-opleiding voor gezondheidszorgpsycholoog en wil in de toekomst de opleiding tot klinisch psycholoog doen."
„Ook zou ik graag weer met getraumatiseerde kinderen werken, zoals tijdens mijn stage in het Kinder- & Jeugdtraumacentrum in Haarlem. En een eigen praktijk opzetten om alle diverse inzichten die ik heb opgedaan in behandelingen vorm te geven. En ook nog behandelmethodieken samenvoegen en ontdekken en daarover schrijven. Ik zit dus nog boordevol ideeën!"