VU-alumnus Jacobine Geel (57) studeerde theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Tegenwoordig combineert zij haar televisiewerk met een functie als voorzitter van de GGZ, een domein waar sinds de coronacrisis nog meer van gevraagd wordt.
Wat heeft de afgelopen tijd in u aangewakkerd?
„In een tijd waarin elke dag op de ander lijkt, plan ik – naast mijn reguliere werkzaamheden – ook bewust tijd in voor zaken die ik belangrijk vind. Elke dag start ik met het schrijven van een to-do-lijst. Daar staat ook meditatie, bezinning en sport op. Sinds deze week ben ik vanwege de veertigdagentijd ook begonnen met een to-care-lijst. Hierop staan elke dag twee mensen waar ik bewust aandacht aan wil geven."
Waar maakt u zich vanuit uw rol als GGZ-voorzitter sinds de coronacrisis het meest zorgen om?
„We merken dat mensen behoorlijk mentaal belast zijn. Waaronder veel jongeren. Op de crisisdiensten zien we een grote toename van een beroep op de acute zorg. Acute zorg betreft normaliter noodgevallen waarbij je al kon verwachten dat er iets acuuts zou gaan gebeuren. Psychiaters krijgen kinderen zonder enige voorgeschiedenis op de crisisdienst. Dat is zorgwekkend. Bovendien is dat wat we niet zien en zich achter gesloten deuren afspeelt soms nog veel verontrustender. Ik maak mij dan ook grote zorgen om de golf GGZ-behoeften die er nog aan zit te komen."
Vindt u dat de maatregelen te streng zijn geweest voor jongeren?
„Als je op groepsniveau kijkt, denk ik dat veel maatregelen te generiek zijn geweest, en nog steeds voor een deel zijn. Er is een enorme dominantie van de fysieke gezondheid ten opzichte van terreinen die er ook toedoen in het leven. Voor jongeren had dat evenwicht beter in de gaten gehouden moeten worden."
„In de overleggen over zorg die ik bijwoon gaat het ook alleen maar om ziekenhuiszorg en de IC-capaciteit. De geestelijke gezondheidszorg komt niet als vanzelf op de agenda. Ik geloof dat Hugo de Jonge niet één keer tijdens een persconferentie het woord GGZ heeft gebruikt."
Brengt de coronacrisis ook kansen met zich mee?
„Absoluut. Mentale gezondheid is – ook buiten de GGZ – een belangrijk thema geworden. Daardoor wordt mentale gezondheid een verantwoordelijkheid van ons collectief, en niet langer alleen van het individu. Het schept mogelijkheden om op meta-niveau te kijken naar wat niet klopt. Als veel mensen een burn-out krijgen, dan zegt dat natuurlijk wel iets over die mensen, maar vooral ook over hoe we in Nederland ons werk organiseren en wat we in de samenleving van mensen verwachten."
„Wat corona daarnaast blootlegt, is dat we roofbouw hebben gepleegd op alles wat we als het elastiek van onze samenleving konden beschouwen. Alles hebben we wegbezuinigd. De enige toegang tot zorg is het individu dat via de huisarts om hulp vraagt. Er is domweg geen andere route meer. Dat is een medicalisering van gewone levensvragen. De GGZ loopt daardoor over. We krijgen ongeveer een miljoen mensen per jaar en jaarlijks groeit dat met vier procent. De capaciteit groeit daarentegen niet met vier procent en dus puilen de wachtlijsten uit. Mensen komen op die manier soms terecht in medische trajecten terwijl ze met ander soort ondersteuning beter geholpen zouden zijn."
„Ik pleit voor een voorveld van de specialistische GGZ-zorg, dat veel meer over het geleefde leven gaat. Soms hebben mensen ondersteuning nodig bij het in orde krijgen van hun financiën, of hebben ze woonruimte nodig omdat ze met een gezin op een te kleine oppervlakte wonen. Dat soort zaken moet niet langer uitmonden in individuele hulpvragen, maar onderdeel worden van onze collectieve verantwoordelijkheid."
Ben je zelf VU-alumnus en heb je iets bijzonders te delen? Geef ons dan een seintje via vumagazine@vu.nl