Foto: David Meulenbeld

'Rouw hoort voor mij niet thuis op de sofa van de therapeut'

Marjolein de Jong19 October 2021

De zelfdoding van haar zus zette alumna Neerlandistiek Liesbeth Gijsbers (62) op een ander spoor. Sindsdien begeleidt ze gespreksgroepen voor andere nabestaanden waarin een belangrijke rol voor taal en literatuur is weggelegd. 

De liefde voor taal loopt als een rode draad door jouw leven. Het begon ooit met een studie Neerlandistiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hoe kwam je op die keuze?

„Eigenlijk had ik twee liefdes: psychologie en taal. Ik kon niet kiezen. Wil ik wat met mensen of met taal? Mijn moeder moedigde mij aan voor de taal te gaan. Uiteindelijk studeerde ik af in de taalkunde. Het was heel technisch, echt kijken op woordniveau. Daarna ging ik aan de slag bij het Genootschap Onze Taal als eerste taaladviseur bij de Taaladviesdienst. Ik werd dagelijks gebeld over de meest uiteenlopende taalvragen."

„Na een aantal jaren begon het toch te kriebelen. Ik wilde iets anders doen. Meer met mensen dan met punten en komma’s. Op het raakvlak van taal en psychologie gaf ik trainingen in assertiviteit en communicatie. Bijvoorbeeld bij bedrijven als de NS, waar ik lesgaf aan machinisten en conducteurs. Hoe kun je taal inzetten om elkaar en jezelf beter te begrijpen?"

Tegelijkertijd speelde er een hoop thuis. Je oudere zus, Judith, deed meerdere zelfmoordpogingen. 

„Judith werd ziek tijdens haar pubertijd. Ze was intelligent, creatief, maar vooral gevoelig. Oordelen, meningen en andermans emoties kwamen hard binnen. Het zette zich om in angst en depressie. Ze kon heel bang zijn in grote gezelschappen, durfde soms nauwelijks naar buiten. Ze had een erg dunne huid, waar alles door binnenkomt. Een mooi mens, maar tegelijkertijd bang en afhankelijk."

„Je hebt taal nodig om betekenis te geven, om het verlies op te nemen in je eigen verhaal."

„Ik voelde me als zusje verantwoordelijk. Zodra ik aan haar stem hoorde dat het niet goed ging, stond ik paraat. Dat ze uiteindelijk op haar 55-ste zelfmoord pleegde, kwam dus niet als een volledige verrassing. Toch was ik er volledig door uit het veld geslagen. Ik kon geen woorden vinden voor wat ik voelde. Ook toen weer merkte ik het belang van taal. We hebben taal nodig bij zoiets kwetsbaars als een groot verlies. Taal in de vorm van woorden, teksten en gedichten was voor mij de enige manier om weer op te krabbelen. Je hebt taal nodig om betekenis te geven, om het verlies op te nemen in je eigen verhaal. Zodat je uiteindelijk weer verder kunt."

Aan welke tekst heb jij in die tijd veel gehad?

„Na Judiths dood voelde ik mij een tijdlang schuldig. Niet letterlijk, ik wist eigenlijk niet goed waarom ik dit zo voelde. Ik kon er geen woorden aan geven. Totdat ik in een essay van de socioloog Herman Coenen deze zin las: ‘De ervaring van peilloos verdriet of zelfs schuld bij wie rouwt om een verlies door zelfdoding is te begrijpen als een echo van de grondeloosheid die vooraf moet zijn gegaan door zo’n wanhoopsdaad.’ Het was een zin die mij direct aangreep. In het woord ‘echo’ vond ik de betekenis die paste bij wat ik voelde in mijn verdriet om Judith. Mijn gevoel weerspiegelde Judiths wanhoop. Dat was niet naar, maar getuigde juist van liefde, van de hechte band die wij samen hadden."

Liesbeth


Je hebt besloten een boek, Ik en de verloren ander, over het rouwproces te schrijven. Was dat een vorm van verwerking? 

„Jazeker. Mijn boek komt voort uit een persoonlijke zoektocht naar iets dat ik zelf miste. Na Judiths dood ging ik naar een lotgenotenbijeenkomst, waar we elkaar vertelden wat we hadden meegemaakt. Alleen bleef het bij ons eigen verhaal, waar ik zelf vooral behoefte had aan het vinden van betekenis. Ik kon dan wel geen betekenis geven aan haar dood, maar wel aan de gebeurtenis in mijn leven. Ik wilde niet de rest van mijn leven een nabestaande zijn, en blijven lijden onder haar dood. Het verlies mag er zijn en er moet over gesproken worden, maar daarnaast zocht ik naar een manier om het op te nemen in mijn leven."

Merk je dat het nog lastiger is wanneer het niet alleen gaat over rouw, maar om rouw na een zelfdoding?

„Het is ongemakkelijk om over zelfdoding te praten. Dat komt doordat er een rafelige rand aan zit. Het blijft onaf, omdat we het laatste stukje van dat leven niet kennen, en we het daardoor nooit helemaal kunnen begrijpen. Maar ook doordat het onderwerp door zoveel taboe omringd is. Dat maakt het voor nabestaanden moeilijker om erover te praten. Daar wilde ik iets in betekenen."

„We weten niet meer goed hoe we met levensvragen om moeten gaan."

Dat doe je in de vorm van  het begeleiden van gespreksgroepen voor nabestaanden. Is dat volgens jou een betere plek voor rouw dan bij een therapeut?  

„Rouw hoort voor mij niet thuis op de sofa van de therapeut. We weten niet meer goed hoe we met levensvragen om moeten gaan. Een verlies is een levensvraag. Je bent niet ziek, je lijdt omdat je verdriet hebt. Ik hoor vaak genoeg dat mensen rouwen, daardoor slecht slapen en wanneer ze bij de huisarts aankloppen direct medicatie en een verwijzing krijgen. Alsof rouw niet bij het leven hoort. Ik verwonder me juist vaak over de enorme draagkracht die mensen hebben. Alleen moeten ze wel de ruimte hebben om erover te praten."

Wat is je mooiste herinnering aan Judith?

„Een gewone middag is mij het meest dierbaar. Hoe ik samen met Judith in haar huis aan tafel zit, terwijl we kerstkaarten aan het maken zijn. Kleurpotloodjes verspreid over tafel, een grote pot thee en de kaarsjes aan. Waar we het over hadden, geen idee. Als je me vraagt ‘Wat mis je het meest?’ dan zijn het dit soort middagen. Het gewone samenzijn met elkaar. Verbinding en contact: daar komt het uiteindelijk altijd op neer."

Denk jij aan zelfdoding? Of ken jij iemand die aan zelfdoding denkt? Neem dan contact op met 113 online of bel 0900-0113.