Michael-Dominique Magielse zegde zijn journalistieke carrière vaarwel om toe te treden tot de orde van dominicanen in Rotterdam. Na zijn toetreding volgde hij een opleiding theologie aan de VU.
Midden in het drukke centrum van Rotterdam rijst het Dominicanenklooster op. In het klooster woont Magielse (49) met zes andere broeders.
Hier in het klooster hangt een hele andere sfeer dan op de gemiddelde redactievloer. Was het erg wennen?
„Vooral in het begin miste ik de hectiek. Vliegtuigen die in de Twin Towers vlogen, de dood van Prinses Diana, de moord op Pim Fortuyn. Als journalist zat ik altijd bovenop het nieuws. Ik wilde als klein jochie al bij de radio werken, was geïntrigeerd door de stemmen die ik hoorde op het nieuws. Er ging dan ook een droom in vervulling toen ik nieuwslezer bij NOS-radio werd en verschillende functies bij RTV-Utrecht kreeg.”
„In het klooster kwam ik in een hele andere dynamiek. De tijd stond er stil."
„In het klooster kwam ik in een hele andere dynamiek. De tijd stond er stil. Ineens moest ik zelf alles bedenken. Dat vergt een andere mindset. In eerste instantie combineerde ik mijn journalistieke werk nog met een deeltijdse priesteropleiding, maar ben er op een gegeven moment helemaal mee gestopt. Ik ontdekte steeds meer dat ik een spirituele en menselijke verdieping in de journalistiek miste. Het medium radio mis ik nog steeds af en toe, maar we hebben in het klooster een radiostudio gemaakt voor het maken van podcasts over het geloof. Oude liefde roest niet.”
Wanneer kwam het besef dat u het over een andere boeg wilde gooien?
„Er was geen specifiek moment. Het gevoel sluimerde zolang ik me kan herinneren. Ik kom uit een katholiek nest, maar toen ik ging studeren verwaterde mijn geloof. Er kwam een andere liefde voor in de plaats: de radio. Als een boemerang kwam het onbestemde gevoel jaren later weer terug. Het manifesteerde zich tijdens de doop van mijn nichtje. Daar in de kerk dacht ik: zal het hiermee te maken hebben?”
„Het bijzondere aan een roeping is het initiatief van God."
„Toen ik er bewust naar ging zoeken kreeg dat onbestemde gevoel een gezicht en contouren. Het voelde als het verlangen om mijn leven aan God te wijden. Het bijzondere aan een roeping is het initiatief van God. Dan is het nog uitzoeken: wat vraagt hij precies? Ik denk dat hij een volledige toewijding van mij vraagt.”
Hoe reageerde uw omgeving?
„Mijn dierbaren hebben me altijd gesteund en mijn beste vrienden zijn nog steeds mijn beste vrienden. Wel kreeg ik vragen als: ‘Goh, heb je niet al veel bereikt?’ en ‘Ga je je leven ‘zomaar’ opgeven?’ Het is natuurlijk erg countercultural. Bovendien wezen ook zij erop dat ik nog maar moest afwachten of de roeping echt was. Toch werd mijn overtuiging door die discussies alleen maar sterker. Het gevoel van zo’n roeping is gelijk aan verliefdheid. Het is zowel fysiek als geestelijk heel sterk. Waarschijnlijk zou het wel wegebben als ik het had genegeerd, maar of ik dan gelukkig was geworden? Ik wilde me niet blijven afvragen: wat als ik er wel aan toe had gegeven?”
Welke zaken laat u voor uw toewijding?
„Als je professie doet, doe je de eeuwige belofte. Dat betekent leven in soberheid, gehoorzaamheid en kuisheid. Ik zie het alsof ik mijzelf geef aan God en de kerk en mij daardoor niet kan geven aan iemand anders. In volle vrijheid heb ik daar ‘ja’ op gezegd. Ik realiseer me ook wel wat ik daarvoor laat. Als ik vrienden zie die kinderen of een relatie hebben is dat soms best lastig. Het is denk ik hetzelfde als ieder huwelijk. Je kunt ook gelukkig getrouwd zijn en dan alsnog iemand tegenkomen. Kies je dan voor de commitment, of voor het leuke moment? Ik blijf een man van vlees en bloed, maar mij eraan overgeven is iets anders.”
Hoe ziet uw gemiddelde dag eruit?
„De wekker gaat om zes uur waarna om zeven uur het ochtendgebed volgt. Het leven concentreert zich op de twee gebedsmomenten ’s ochtends en ’s avonds. Drie dagen per week werk ik aan mijn PhD op de Universiteit in Tilburg en de andere dagen werk ik voor de gemeenschap. In het weekend zie ik mijn familie en vrienden. Ik leef sober, maar ga heel soms weleens naar de kroeg. Op zondag assisteer ik bij kerkvieringen.”
„Het gaat op dat moment niet om mij, maar om de persoon die ik vertegenwoordig.”
Wat zijn de reacties op het habijt dat u draagt?
„Het biedt vaak een opening voor gesprekken. Vaak gaat het om een geloofsvraag of een vraag over het leven. Ik vind het mooi dat ik het vertrouwen kan geven dat mensen bij mij terecht kunnen. Het gaat op dat moment niet om mij, maar om de persoon die ik vertegenwoordig. De rol van de kerk is overgenomen door andere instanties, maar vragen over leven en dood en andere existentiële vragen blijven. Zo probeerde laatst een jongen in de trein contact te zoeken. Hij was van Irakese afkomst en katholiek. Nu komt hij soms hier de diensten vieren.”
„Hoe kun je alsnog een gemeenschap vormen als ieder achter een beeldscherm zit?"
Tijdens uw toetreding volgde u ook de master theologie aan de VU. Hoe was dat?
„Tijdens mijn priesteropleiding suggereerde mijn overste dat het een goede verdieping zou zijn om mij meer te verdiepen in theologie. Aan de VU bestond de master theologie met ‘media’ als afstudeerrichting. Daar is het zaadje voor mijn huidige PhD aan Tilburg University geplant. Ik vond het interessant om verschillende vormen van religie in een online omgeving te bestuderen. In een kerkdienst is de zintuiglijkheid van de ervaring groot, denk aan: brandende kaarsen, wierook en knielen. Hoe kun je alsnog een gemeenschap vormen als ieder achter een beeldscherm zit? Het is zeker nu tijdens de coronacrisis een relevante vraag.”
Hoe ziet u de toekomst van kloosterlingen?
„De kerk krimpt net als het aantal mensen dat toetreedt. Gelukkig is er bij de dominicanen in Nederland wel wat aanwas geweest van nieuwe broeders. Daar doen we geen werving voor. Ik denk dat we in aantal kleiner zullen worden, maar er zullen altijd mensen zullen zijn die geraakt worden door deze vorm van leven. Ik zie de toekomst van kloosterlingen dan ook niet somber in. Het zal alleen anders worden. Hopelijk kan ons klooster fungeren als spirituele plek midden in de stad waar mensen even op adem kunnen komen, stof tot nadenken kunnen vinden en in gebed kunnen gaan.”