VU-alumna en trailerbouwer Marinka Nooteboom is Zakenvrouw van het Jaar 2022. „Het is juist goed dat vrouwen zich onderscheiden. Spierballentaal is niet nodig."
Gefeliciteerd met uw benoeming.
„Eindelijk is het bekend. Ik wist het anderhalf jaar maar vanwege corona is de uitreiking uitgesteld. Ik heb al die tijd met grote moeite mijn mond weten te houden. De prijs voelt niet alleen als een erkenning voor mij. Ook is het een bekroning voor de inzet van alle medewerkers. De afgelopen tien jaar zijn we als bedrijf een transformatie doorgegaan. Er is veel veranderd. Dat was voor mensen die lang bij ons werken niet altijd makkelijk."
In uw speech vertelde u dat u als student bedrijfskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam opkeek naar andere zakenvrouwen.
„Dat klopt. Destijds kreeg zakenvrouw Sylvia Tóth dezelfde onderscheiding als ik nu heb en Neelie Kroes reikte de prijs dat jaar geloof ik uit. Zij waren – en zijn – ontzettend succesvol. Hoe stevig zij in de schoenen staan en wat zij bereikt hebben, dat is niet niks. Neelie Kroes was in 1979 bij de officiële opening van ons bedrijfspand in Wijchen. Voor haar voelde ik toen veel respect."
Waar staat uw bedrijf, Koninklijke Nooteboom Groep, precies om bekend?
„Heb je op de snelweg weleens van die enorme opleggers gezien? Grote kans dat zo’n trailer bij ons vandaan komt. We zijn als familiebedrijf ooit begonnen als smid met hoefijzers voor paarden. Inmiddels zijn we uitgegroeid tot de belangrijkste producent van trailers voor het internationale uitzonderlijk wegvervoer. Je kunt het zo gek niet bedenken of wij bieden de ideale transportoplossing voor het vervoer van bijvoorbeeld graafmachines, staalconstructies, kraandelen en vleugels van windmolens."
U komt oorspronkelijk uit de bancaire sector. Hoe was de overstap naar de trailers?
„Best wennen. Ik wist niets van trailers. Nog steeds kan ik geen trailer lassen, maar dat maakt het juist mooi. Ieder bij ons heeft zijn of haar eigen specialisme. Als je iedereen op waarde schat dan hoef je ook niet alles te weten. Je moet vooral de juiste mensen op de juist plek hebben. Bij de grote lijnen kom ik dan weer om de hoek kijken. Ik kwam binnen tijdens de financiële crisis. We waren toen al zeventig procent van onze omzet kwijt. De kennis die ik had opgedaan bij Van Lanschot en ING hielp om het tij te keren."
Wat zijn één van de pijlers waarmee u die transformatie, zoals u die eerder noemde, hebt weten te bewerkstelligen?
„Ik vind het belangrijk dat iedereen in het bedrijf zich verantwoordelijk voelt. Daarom hebben we zelfsturende teams geïntroduceerd. De verantwoordelijkheid is daardoor over de hele linie verdeeld. Dat geeft mij de mogelijkheid mijzelf te blijven ontwikkelen door congressen te bezoeken, met leveranciers te praten en te netwerken."
Hield u het als kind voor mogelijk dat u ooit in het familiebedrijf zou komen?
„Ik wilde het nooit, bewandelde liever mijn eigen pad. Voor mijn vader was het vanaf het begin helder dat hij ooit de opvolger zou worden. Dat wilde hij mij en mijn twee zussen niet aan doen. Hij moedigde ons aan vooral te doen wat we zelf wilden. Daarbij was het in die tijd natuurlijk nog minder normaal dat vrouwen – en dus één van ons drie - in een technische omgeving werkten."
Toch werd uw pad ook het bedrijfsleven. Waarom die keuze?
„Ik was gefascineerd door cijfertjes en bedrijfskunde. Wat ik het mooie vond aan de opleiding was de combinatie van hele theoretische vakken en praktische vakken, zoals presenteren, vergaderen en onderhandelen. Zo werd ik volledig klaargestoomd voor het bedrijfsleven. Eigenlijk wilde ik graag in een ‘dealing room’ werken. Dat idee heb ik echter snel losgelaten."
Komend jaar gaat u zich inzetten voor vrouwelijk ondernemerschap. Wat bent u van plan?
„Het is allereerst belangrijk om continu discussies rondom dit onderwerp te voeren. Maar naast praten moet je als bedrijf ook de daad bij het woord voegen. Zo hebben wij meer vrouwen op belangrijke posities aangenomen. Dat houdt ook in dat we ons als bedrijf aanpassen. We beginnen hier vroeg, maar als je kinderen hebt, kan het zijn dat het ’s ochtends in de soep loopt, of dat je de kinderen nog moet wegbrengen. Als bedrijf moet je flexibel zijn zodat medewerkers dat soort zaken thuis kunnen regelen."
Op welke discussie doelt u precies?
„Je ziet nog steeds dat er in de maatschappij vastgeroeste overtuigingen bestaan als het gaat om vrouwen die werken. Ik heb zelf een zoon en ik bracht hem altijd vier dagen naar de opvang. Of dat niet een beetje te veel was, kreeg ik weleens te horen. Tja, het is maar net in welk land je leeft. In Frankrijk of Denemarken is dat volkomen normaal."
„Nederlandse vrouwen werken vooral parttime. Dan kun je beargumenteren dat vrouwen geen zin hebben om te werken, of speelt er misschien meer? Ik denk dat we dit verschijnsel in stand houden doordat er bepaalde denkbeelden achter zitten. Is opvang nou echt opvang, of is het onderdeel van de ontwikkeling van een kind? In andere landen heerst het idee dat opvang juist goed is voor een kind. Bovendien is het daar gratis en zijn er weinig tot geen wachttijden in tegenstelling tot in Nederland."
Is er ten slotte nog een les waarvan u zelf had gewild dat u die bij aanvang van uw carrière had geweten?
„Vroeger dacht ik dat ik net zo moest zijn als de mannen. Ik had het gevoel dat ik mij aan hen moest aanpassen. Inmiddels weet ik dat dat onzin is. Het is juist goed dat vrouwen zich onderscheiden. Die spierballentaal is niet nodig. Je bent wie je bent en dat is goed genoeg."