Theo Bakker onderzocht vier jaar lang een groep van 101 VU-studenten met autisme en vergeleek deze groep met de overige VU-bachelorstudenten met en zonder functiebeperkingen. “De uitkomsten hebben me erg verrast.”
Wat heeft u het meest verbaasd?
„Waar je in andere studies ziet dat het studenten met autisme moeilijk afgaat, of dat ze studiepunten niet halen, heb ik vooral gezien dat ze in hun studievoortgang en succes erg op andere studenten lijken. Ze zijn even slim, bereiden zich net zo goed voor, al dan niet beter, en zijn even succesvol. Alleen op bepaalde punten ervaren ze het studeren als lastiger.
Waar zou er bij deze groep beter kunnen?
„We zien dat studenten die twee studies tegelijkertijd doen eerder uitvallen. Studenten met autisme blijven daarnaast vaker weg bij tentamens. Dat kan te maken hebben met hun instelling. Waar de neurotypische student, als hij of zij een toets niet goed voorbereid heeft, denkt: ‘Ach, ik probeer het gewoon’, denken studenten met autisme: ‘Ik ken de stof niet goed genoeg, dus ik ga het niet halen’, en blijven hierdoor misschien weg."
„Waardoor ze het moeilijker vinden om zich voor te bereiden? Autistische studenten kunnen moeite hebben met het scheiden van hoofd- en bijzaken. We zien dat ze alles leren, terwijl het bij tentamens juist gaat om het inperken van kennis. Ten slotte hebben ze er soms moeite mee om hulp te vragen aan medestudenten en staan ze eerder dicht bij de docent; die immers de expert is. Terwijl je juist van medestudenten kunt leren hoe je met omgaat met het verwerken van veel leerstof in weinig tijd."
„Autisme is als een nieuw land dat steeds meer ontdekt wordt."
Hoe kunnen universiteiten beter inspelen op deze groep?
„Studenten met autisme zoeken vaak niet op tijd ondersteuning. Na een middelbare schooltijd met vaak toch een bepaalde mate van begeleiding willen ze het op de universiteit graag zelf doen. Alleen zien we dan dat het mét ondersteuning toch beter gaat. Hierbij kun je denken aan betere voorlichting over wat het betekent om te studeren met autisme aan een universiteit, welke voorzieningen er zijn en hoe die kunnen helpen. Maar ook in de preventie: door bijvoorbeeld het aanbieden van een training gericht op het scheiden van hoofd- en bijzaken of een cursus die dieper ingaat op het omgaan met tentamenstress. Reguliere studenten kunnen hier natuurlijk ook aan meedoen; een win-win."
Uit uw onderzoek kwam naar voren dat steeds meer studenten met autisme zich inschrijven aan een universiteit. Hoe verklaart u dat?
„Het aantal mensen met een diagnose neemt toe. Vrouwen en mensen met een gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie worden beter gediagnosticeerd. Net als kinderen met een migratieachtergrond, waarvan men eerder dacht dat deze kinderen achter liepen door de taal. Ook is een belangrijke factor dat het stigma op autisme vermindert. Mensen durven er eerder voor uit te komen dat ze autistisch zijn. Autisme is als een nieuw land dat steeds meer ontdekt wordt."
„Ik betrap mezelf er ook weleens op dat ik denk: ik zie het helemaal niet aan je."
Wat vindt u van de beeldvorming rond mensen met autisme?
„Het is goed dat er meer diversiteit ontstaat in de beeldvorming door bijvoorbeeld televisieprogramma’s over autistische mensen die daten. Want tot voor kort bestond vooral het beeld van Rain man: een hoogbegaafd persoon die extreem goed kan pokeren. Nadeel blijft wel dat óók in die programma’s een deel - dat het misschien minder goed doet op televisie - buiten beeld blijft. Zo blijft de beeldvorming incompleet. Bij veel mensen met autisme zie of merk je het nauwelijks. Ik betrap mezelf er ook weleens op dat ik denk: ik zie het helemaal niet aan je. Ik hoop met mijn onderzoek bij te dragen aan een completer beeld."
Ten slotte stelt u dat we kunnen leren van studenten met autisme. Waar doelt u precies op?
„Mensen met autisme kunnen vrij snel beoordelen wat de kwaliteit van instructies of studiemateriaal is. Is onderwijs onduidelijk, of staat er een dubbelzinnige vraag in een toets? Als het voor hen onduidelijk is, waarom zou het voor andere studenten dan wel duidelijk zijn? Dat soort feitelijkheden zal hun sneller opvallen en ik denk dat ze dit ook sneller aangeven. Ik zie de ene groep dan ook niet beter als de andere. We kunnen veel van deze studenten leren."
Theo Bakker is op 8 juni 2022 gepromoveerd op zijn onderzoek.