Hij was student in de periode dat studievereniging Merlijn een radicale ‘politieke vakbond’ werd, een ontwikkeling die hij toejuichte. Jaap-Jan Flinterman is alumnus en docent van de opleiding geschiedenis die dit jaar honderd jaar bestaat aan de VU. Hij relativeert zijn rol in de politieke ontwikkeling, maar ontkent niet dat hij een diehard was…
In september is het 45 jaar geleden dat ik, achttien jaar oud, aan de Vrije Universiteit geschiedenis ging studeren. Ik heb een leeftijd bereikt waarop je, of je dat nu leuk vindt of niet, rondwandelend historisch erfgoed bent geworden. Mijn leven heeft zich grotendeels afgespeeld rond de opleiding geschiedenis aan de Vrije Universiteit. Ik heb daar eerst tien jaar gestudeerd, met als hoofdvak Oude Geschiedenis en als bijvakken Contemporaine Geschiedenis en Grieks. Gepromoveerd ben ik in Nijmegen, maar bij een hoogleraar die zijn loopbaan was begonnen als wetenschappelijk medewerker aan de VU, Luuk de Blois. In 1990 ben ik teruggekeerd naar de VU als universitair docent oude geschiedenis, en dat ben ik nu nog.
Toen ik in 1973 op de VU aankwam, behoorden de grote conflicten rond de invoering van de Wet Universitaire Bestuurshervorming al tot het verleden. Het heel recente verleden, dat wel. Die conflicten hadden aan de VU door de levensbeschouwelijke grondslag van de universiteit een bijzonder scherp karakter gekend. Pas onder druk van langdurige, massale acties hadden de bestuurders van de universiteit in het najaar van 1972 de eis laten vallen dat studentleden van de universiteitsraad moesten instemmen met de oecumenische doelstelling van de VU. In plaats daarvan was de zogeheten dan wel-verklaring gekomen, die inhield dat men tenminste naar vermogen in de geest van de doelstelling te werk zou gaan bij het besturen van de universiteit.
Merlijn
Midden jaren ’70 kreeg dat muisje nog een staartje, toen een aantal mannenbroeders onder aanvoering van de rector magnificus, prof. dr. I.A. Diepenhorst, communistische studenten probeerde te weren uit bestuursorganen. Het resulterende conflict bereikte zijn hoogtepunt in 1976-77, het collegejaar waarin ik in de universiteitsraad zat én lid werd van de CPN. Diepenhorst en de zijnen verloren het pleit.
Terug naar 1973. Fundamentele veranderingen bij de subfaculteit Geschiedenis hadden zich al voltrokken toen ik aankwam. De invoering van de hoofdvakken contemporaine en niet-westerse geschiedenis bijvoorbeeld. De Vereniging van Studenten Geschiedenis aan de Vrije Universiteit had zich al omgedoopt tot ‘Merlijn’. De vereniging had zich voor de jaarlijkse verkiezing van de Universiteitsraad aangesloten bij de PKV, de Progressieve Kiesvereniging, een coalitie van studieverenigingen met als leidende kracht de universitaire studentenvakbond SRVU – destijds de belichaming van de radicale studentenbeweging aan onze universiteit.
Wind in de zeilen
De aansluiting bij de PKV liet de relatie met de SRVU nog open. Sommige leden van Merlijn – en in die jaren waren vrijwel alle geschiedenisstudenten lid – vonden de aansluiting bij de PKV eigenlijk al een brug te ver. Anderen – en daar was ik er één van – wilden een nauwere band met de studentenvakbond.
Die tweede groep kreeg rond het midden van de jaren ’70 de wind in de zeilen. Dat kwam niet alleen door onze tomeloze inzet, waaronder de studievoortgang nog weleens te lijden had. Belangrijker was het verzet van de SRVU en studentenvakbonden elders tegen het wetsontwerp Herstructurering, een wetsontwerp dat invoering van een vierjarige cursusduur behelsde. De opvatting dat zo’n cursusduurverkorting een bedreiging vormde voor de kwaliteit van de opleidingen werd breed gedragen. Dat gold zowel voor het wetenschappelijk personeel als voor studenten die zich primair interesseerden voor wat er op hun eigen subfaculteit en met hun eigen studie gebeurde – en dat waren veel, misschien wel de meeste studenten die actief waren in Merlijn.
De zin en de juistheid
De acties tegen het wetsontwerp Herstructurering, die in maart 1975 hun hoogtepunt vonden in een demonstratie in Utrecht waaraan zo’n 8000 studenten deelnamen, hadden resultaat: de mogelijkheid om beargumenteerd een cursusduur van vijf jaar aan te vragen, werd in de wet opgenomen. Drie jaar later was dat voor het toen inmiddels aangetreden CDA/VVD-kabinet overigens reden om de invoering van die wet uit te stellen, en van uitstel kwam afstel.
Mijn conclusie is, kortom, dat de voorstanders van een nauwere band van Merlijn met de SRVU midden jaren ’70 het tij mee hadden doordat de radicale studentenbeweging op de VU prioriteit gaf aan het verzet tegen de cursusduurverkorting. Dat was een actiepunt waarvan vrijwel alle in Merlijn actieve studenten de zin en de juistheid erkenden. Dat maakte het aanhalen van de banden mogelijk. De rol van individuen moet tegen die achtergrond gerelativeerd worden. Ook mijn eigen rol, die door Van Deursen in zijn geschiedenis van de VU tot welhaast diabolische proporties is uitvergroot.
Geharnaste politieke campagne
Ik wil overigens niet ontkennen dat ik een diehard was. De toenadering van Merlijn tot de SRVU bleef wringen, zeker toen in de late jaren ’70 de hegemoniale positie van linkse opvattingen onder studenten afkalfde. Geschiedenisstudenten die weinig affiniteit hadden met de radicale studentenbeweging, organiseerden zich onder de eis dat Merlijn (weer) een neutrale studievereniging moest worden.
Toen die eis werd afgewezen, richtten ze een eigen subfacultaire kiesvereniging op, Archimedes. Dat was in 1978/1979 – zo’n beetje het laatste jaar waarin ik actief ben geweest, nu als lid van het Merlijnbestuur. Ik kan me voorstellen dat leden van Archimedes onaangename herinneringen bewaren aan de geharnaste politieke campagne die ze over zich heen kregen en die zelfs bij de gestaalde SRVU-kaders van de sociale faculteit tot opgetrokken wenkbrauwen leidde. Merlijn won de verkiezingen voor de subfaculteitsraad overigens met overmacht.
Dat was mijn weinig welluidende zwanenzang als studentactivist. De daaropvolgende jaren schreef ik twee doctoraalscripties en studeerde ik af – in het bedaarde tempo dat mijn studentengeneratie nog was gegund en dat in mijn herinnering even karakteristiek is voor de jaren ’70 als het strijdgewoel.
Dit is een iets aangepaste versie van de tekst die Jaap-Jan Flinterman uitsprak tijdens het historisch café op 26 januari.
Congres en alumnidag in juni
De VU-opleiding geschiedenis bestaat 100 jaar. Ter gelegenheid daarvan is er op vrijdag 15 juni een wetenschappelijk congres; zaterdag 16 juni een alumnidag. Meer info en een overzichtsartikel op het Geheugen van de VU.