Op z’n drieëntwintigste bedacht Martijn Vroom (41) dat hij burgemeester wilde worden. En vorig jaar werd hij dat in Krimpen aan den IJssel. ‘Tot afgelopen zomer had ik nooit gedacht dat het voor m’n vijftigste zou lukken,’ glimlacht hij terwijl we praten over waarom theologie een goede voorbereiding blijkt te zijn op zijn vak.
Wat doet een burgemeester eigenlijk? “Officieel is de burgemeester de voorzitter van het college van wethouders en de gemeenteraad. De wethouders besturen en de gemeenteraad controleert hen. Maar ik ben gewoon verantwoordelijk voor alles wat in Krimpen aan den IJssel gebeurt namens de overheid. Ik doe van alles. Ik overleg met de brandweer en de politie. Gisteren was ik op werkbezoek bij Philadelphia Zorg, een organisatie die mensen met een verstandelijke beperking begeleidt, vandaag ga ik naar een bijeenkomst met andere burgemeesters om te praten over terreurdreiging en via sociale media heb ik contact met dorpsgenoten die er met de gemeente niet uitkomen. Ik houd me intensief bezig met vluchtelingen die we hier opvangen en vanavond verkleed ik me als Willem van Oranje ter gelegenheid van een historische modeshow in het streekmuseum in Krimpenerwaard.”
Wat vind je het mooiste aan je beroep? “Het is fantastisch dat je iemand die honderd wordt bloemen mag gaan brengen. Het geeft veel voldoening dat ik namens de gemeenschap bij mensen mag komen. Als je wethouder bent, vinden mensen het leuk als je komt. Maar als de burgemeester komt, daar worden mensen echt blij van. Het is belangrijk dat je voor iedereen aandacht hebt en dat je altijd aardig bent. Dat wordt van je verwacht. Soms is dat wel vermoeiend hoor. Sinds ik burgemeester ben, slaap ik een uur langer.”
Wat is niet leuk? “Er zijn burgemeesters die helemaal opgaan in overleggen en vergaderen. Ik ben ook goed in vergaderen. Het is mijn taak om te zorgen dat iedereen aan tafel elkaar begrijpt en om samenwerkingsverbanden glad te trekken. Juist omdat ik dat goed kan, ben ik op deze post gekomen denk ik. Maar eigenlijk vind ik het niet echt leuk. Het is een instrument, maar met vergaderen alleen zijn problemen nog niet opgelost.”
‘Politiek is negentig procent emotie en maar tien procent inhoud’
Vergaderen, heb je dat geleerd bij theologie? “Bij theologie leer je zorgvuldig te luisteren, mensen heel serieus te nemen, hoe belangrijk emoties zijn en uitfilteren waar het nu eigenlijk om gaat. Allemaal dingen waar ik nu veel aan heb. Politiek is negentig procent emotie en maar tien procent inhoud. Vaak draaien mensen om zaken heen en zeggen pas in de laatste minuut waar het nou echt om gaat. Bij de predikantenopleiding leer je hiermee omgaan en dingen te doorgronden door goed te luisteren. Theologie bereidt je ook voor op heel veel lezen en op het werken met tekst. Als bestuurder ben je bezig met de uitzondering op de regel. Je regelt alles en dan komt de werkelijkheid pas. Dat is exegese (tekstuitleg, red.) tot en met.”
Wat heb je nog meer op de VU geleerd? “Het is belangrijk om mensen serieus te nemen en je in te leven in de ander. Een preek moet landen, je moet niet alleen maar zenden. Dat geldt ook in de politiek. Om een debat te winnen, gebruik je voor iedere tegenstander een andere taal. Wanneer je iemands taal spreekt, voelt die zich serieus genomen en is de kans groter dat je een punt binnenhaalt. Serieus nemen is ook de reden waarom wij in brieven geen afkortingen meer gebruiken. Afkortingen suggereren dat de schrijver haast had bij het schrijven. Maar als je een zorgvuldig besluit hebt genomen, moet je er ook een zorgvuldige brief over schrijven.”
‘Bij theologie leer je zorgvuldig luisteren en uitfilteren waar het nu eigenlijk om gaat’
Hoe kwam je erbij om theologie te gaan studeren? “Toen ik klein was wilde ik brandweerman worden, daarna heel lang kok. Toen ik een studie moest kiezen twijfelde ik tussen Duits, geschiedenis of culturele antropologie. Toen zei mijn moeder: ‘Dan moet je theologie gaan studeren.’ Daar zit het allemaal in.”
Hoe kwam je aan je eerste baan? “Ik kwam terug van een studieperiode in Canada. Mijn vrouw raakte in verwachting en ik vond het belangrijk om te gaan werken. Ik was al een tijdje actief in het CDA en hoorde dat de Tweede Kamerfractie een persoonlijk medewerker zocht voor een van de Kamerleden. Daarna werd ik al vrij snel beleidsmedewerker voor Onderwijs, Cultuur en Sport en mocht daarna de rijksbegroting doen.”
Dat klinkt alsof het allemaal vanzelf ging. “Toen ik studeerde, wilde ik dominee worden. Maar mijn vrouw studeerde ook theologie en was eerder klaar dan ik. Twee predikanten in één huis, dat voelde voor mij als juf en meester op dezelfde school. Toen ben ik mijn aandacht gaan verleggen naar de politiek. Ik ben veel politiek vrijwilligerswerk gaan doen en allerlei bestuursfuncties. Hier rolde mijn werk in de Kamer uit voort. Op mijn drieëntwintigste zei ik voor het eerst: ik wil burgemeester worden voor m’n vijftigste. De persoon die mij jaren later vroeg om wethouder te worden, had dit ooit gehoord en dacht daarom aan mij.”
Wat voor loopbaanadvies heb je voor theologiestudenten? “Ga vrijwilligerswerk doen waarmee je vaardigheden ontwikkelt die later van pas komen. Je kan voorlezen, maar je kan ook in een bestuur gaan om te zorgen dat er genoeg voorlezers zijn. Oefen met werken. Leer discussiëren en een standpunt formuleren. Iedereen heeft tegenwoordig een mening. Dit vind ik. Waarom? Daarom. Maar dat is geen standpunt. Goed een standpunt kunnen verdedigen is echt invloed hebben. Dan overtuig je mensen. Dat is iets anders dan macht, daar moet je het niet van hebben.”