Volgende generatie
Een keer per week fiets ik langs de VU. Niet (alleen) omdat even naar mijn alma mater kijken me zo inspireert, maar (vooral) omdat mijn fysiotherapeut aan het IJsbaanpad huist, en zij er door wekelijkse (soms best pijnlijke) aandacht voor zorgt dat ik dit bijna 55 jaar oude lichaam nog immer als atleet tentoon kan spreiden. Op polderwegen en bospaden naar keuze.
Gisteren probeerde ik me de eerste keer te herinneren dat ik hier kwam. Dat zal eind augustus 1981 zijn geweest, tijdens de Introductieweek. En daarna vanaf begin september netjes elke dag dat er colleges voor me gepland stonden. Ik was ook toen al erg gedisciplineerd.
Nog steeds op de De Boelelaan – gisteren dus – realiseerde ik me dat ik me eigenlijk heel weinig goed herinner, van mijn studietijd. Waarbij ik moet opmerken dat dat voor mijn hele schoolcarrière daarvoor net zo hard geldt: zes jaar Sint Lidwinaschool in de Watergraafsmeer, zes jaar Fons Vitae in Amsterdam-zuid. Meer dan momenten zijn het niet.
Totdat meneer Kok besloot dat dat toch niet zo goed was voor het imago van zijn school
Juffrouw Smal in de eerste (groep 3) en hoe lief ze was voor de bange Dolf die HELEMAAL NIET NOOIT NIET naar school wilde. Het hard schreeuwend en -juichend naar buiten hollen om vier uur des middags, totdat meneer Kok, het Hoofd der School, besloot dat dat toch niet zo goed was voor het imago van zijn school, een paar honderd kinderen die klaarblijkelijk ontsnapten een allerlei vreselijks dat ze in de uren daarvoor overkomen was.
En mijn juf uit de zesde (groep 8, dus) die aan mijn moeder kwam vertellen dat ik ‘het Atheneum makkelijk aan moest kunnen.’ Wat uiteindelijk ook wel zo was, en waar ik me uiteindelijk ook opvallend weinig van herinner. De leraar economie-1 (Witteveen…?!) die direct tijdens de eerste les de piketpaaltjes zo duidelijk en met luide stem zette dat 24 jongvolwassenen in één keer dachten: you don’t fuck with this guy…, waarbij opgemerkt dat dit nog voor de doorbraak van de gangstarap speelt, dus ongetwijfeld gebruikten (dachten) we een heel andere zin.
Oké, er waren leuke meisjes waar ik van een afstand naar keek, en soms iets van contact mee had. En het diploma dat ik uiteindelijk in een te warme gymzaal overhandigd kreeg. Waarmee ik officieel en zonder enig verder obstakel naar de VU mocht afreizen. Om ook daar een kleine zes jaar door te brengen. Met plezier, meestal, en met veel te weinig herinneringen dienaangaande. De collegezalen (Rechten) waren te groot, de VU Boekhandel was nog veel te klein en de koffie was niet te zuipen. Hoorde ik van anderen, want zowel met koffie als met andere zondigheden ben ik nogal laat begonnen.
Maar goed, natuurlijk herinner ik me de glanzende bul (Criminologie) die ik uiteindelijk mei 1987 mee mocht nemen. En ook de gedachte in mijn hoofd: wat nu…?!
Onze zoon is afgelopen jaar ook van de Vrije Universiteit gebruik gaan maken
En natuurlijk herinner ik me, tot in het kleinste detail, de dag in 1994 dat ik met maatje Lebbis een studiedag aan de VU kwam opluisteren met ons cabaret (grappen, liedje, onnodige beledigingen) en daar door een speling van het lot de vrouw ontmoette waarmee ik nu al 23 jaar samen ben. En juist vanwege die herinnering is het zo fijn te melden dat de volgende generatie, onze zoon in dit geval, afgelopen jaar ook van de Vrije Universiteit gebruik is gaan maken. De VU is gaan bezoeken, frequenteren, er tijd doorbrengen.
U denkt nu aan al die mooie verhalen uit de Britse en Amerikaanse literatuur, waar de zoon toch (of natuurlijk) op hetzelfde college of university als zijn pa terechtkomt, en wat dat aan moois kan opleveren. Dezelfde gangen, dezelfde collegezalen, dezelfde oude professor. De verhalen, het verleden dat nooit helemaal verdwijnt. Maar zo is het niet helemaal.
Mijn zoon heeft een half jaar lang met zo’n overdreven grote rugzak op maaltijden rondgebracht voor een van de bedrijven die u vast wel kent. Zijn ‘wijk’ was vooral Buitenveldert. En al zijn wachttijd bracht hij door in de VU, prettige tafel voor zijn laptop, geen regenflarden of kou anderszins, koffie in overleg.
Soms hadden zo weinig mensen in Buitenveldert honger, dat hij zo ongeveer zijn hele dienst daar zat. Hij had – bij wijze van spreken uitroepteken – die tijd goed kunnen gebruiken door ondertussen een of andere studie aan te vangen. Maar zo werkte het in zijn hoofd natuurlijk niet. Ik zal hem over een paar jaar eens vragen of hij er zich iets van herinnert…