Rachelle van Andel is remonstrants predikant in Eindhoven en studentenpastor in Maastricht. Na een bachelor filosofie in Antwerpen volgde ze de master Theology and Religious studies aan de VU. Afgelopen studiejaar kwam ze weer terug naar de faculteit om mee te doen aan leiderschapsprogramma Emoena. Een programma dat gaat over leiderschap in een multireligieuze context.
Hoe kwam je bij Emoena terecht?
“Ergens is een zekere nieuwsgierigheid naar mensen die een andere levensbeschouwing erop nahouden er altijd al geweest. Toen ik een jaar of acht was, kreeg ik van mijn ouders het boek ‘Wereldreligies’. Zij voorvoelden toen al: Rachelle, die vindt dat interessant. Daarnaast merk ik dat christelijk geloof in Nederland vaak naar binnen lijkt te keren. Dus we gaan naar de kerk en dat is het. Voor mijn werk bij De Graalbeweging kreeg ik de kans om naar buiten gaan en een lezing te houden over gendergelijkheid bij de Verenigde Naties. De afgelopen tijd was ik aan het zoeken naar hoe ik die verbinding met binnen en met buiten bij elkaar kon brengen. En ook, om daar een leiderschapsrol in te durven nemen. Zo kwam ik uit bij Emoena.”
Je groeide op in een klein dorpje ‘Andel’ met twee christelijke basisscholen en drie kerken. Hoe verliep jouw eigen zoektocht naar geloof?
“Tijdens mijn studie filosofie sloot ik me echt af en nam ik ook wat afstand van het dorp waar ik vandaan kwam. Die distantie is ook echt even nodig. Om alles te bevragen. Maar daarna kun je daar weer verbinding mee maken. Het lijntje dat je in je jeugd toch wel ergens gelegd hebt, dat is er nog, maar dat verandert, dat krijgt meerdere kleuren.
Tijdens mijn studie aan de VU heb ik stage gelopen bij Klooster Casella in Hilversum. Daar werd het geloof echt doorleefd, letterlijk, want drie keer op een dag werd je uit je werk gehaald om te gaan bidden. Om dat samen met de zusters te ervaren, en ook met studenten die daar kwamen, is heel belangrijk voor mij geweest. Want dat was op een heel andere manier ‘vieren’ dan in een kerk op zondagochtend. Zo kwam ik op een meer volwassen versie van geloven uit. En die volwassen manier brengt je tegelijkertijd ook weer terug bij het ‘kind zijn’. Omdat je jezelf weer kunt verwonderen.”
Wat heeft Emoena je gebracht?
“Emoena brengt mensen bij elkaar die anders nooit samen waren gekomen. En dat is spannend, want je wordt gedwongen om op een positieve manier uit je eigen bubbel te treden. Om een gesprek aan te gaan dat je anders niet eens aan kon gaan, omdat die mensen om jou heen niet zichtbaar of te ver weg zijn. Dat gebeurt niet alleen binnen het programma, maar ook toen ik in Leiden met mededeelnemer Ramzi bij de MC Donalds terechtkwam en we allebei een vegetarische burger namen. Hij, omdat hij halal eet en ik, omdat ik vegetarisch eet. Na deze ontmoeting heb ik hem gevraagd om over identiteit te komen spreken op de universiteit waar ik werk in Eindhoven. Een aanwezige die zich inzet voor de LGBTQ+-community zei achteraf: “ik zal altijd anders kijken naar moslims die zichtbaar een baard hebben”. Ik vond dat zó krachtig. Dat je elkaar ontmoet op mens-zijn. Want dat delen we. En dat betekent niet automatisch dat je elkaar ook kunt vinden bij de moeilijke vraagstukken. Zeker niet.”
Licht dat laatste eens toe.
“Er zijn natuurlijk zaken die heel ingewikkeld zijn, waarmee we elkaar pijn doen, en waar we geen gezamenlijke antwoorden op vinden. Ik denk dat het heel belangrijk is dat je niet alles maar gelijkschakelt, van ‘Oh, wij zijn mensen ‘jippiejajeeh’, we schudden elkaar de hand en we zijn het allemaal met elkaar eens. Zo is het leven niet. Emoena biedt ruimte om ook dat wat schuurt aan te gaan en daar met elkaar over te kunnen blijven praten. Zonder weg te rennen, maar ook zonder consensus te moeten bereiken. Want dan bedek je de moeilijkheden en de pijn met de lieve vrede en dan blijft iets schuren onder de oppervlakte wat niet naar buiten mag komen. Zo werkt het niet.”
Hoe kun je datgene wat je bij Emoena leert toepassen in je huidige werk als studentenpastor?
“Na de vliegtuigcrash in Teheran kwam laatst de Iraanse studentencommunity naar mij toe met het de vraag: ‘Wij zouden graag een herdenking willen organiseren. Kunnen jullie ons daarbij helpen?.” Ja natuurlijk, dacht ik, maar ik zat toen wel van, hoe dan? Je wilt recht doen aan rouw en onmacht, maar tegelijkertijd zijn er politieke en religieuze spanningen waar je rekening mee moet houden. Dan ga je het toch doen. Het was bijzonder dat we op die dag zelf, de dag waarop het ritueel ‘s avonds plaatsvond, het bij Emoena over rituelen hebben gehad. Ik had wel iets bedacht voor die herdenking, maar ik merkte ook dat ik er niet zo zeker over was. Door dat in mijn groepje bij Emoena neer te leggen en te bespreken, kreeg ik bevestiging. Dat hielp mij. Mijn groepsgenoten zeiden: “Rachelle, ga het maar gewoon doen.”
In een overdenking spreek je over ‘Ten volle mens zijn’. Wat betekent dit voor jouzelf?
“Ik geloof dat er in ieder mens een potentie is die aangesproken kan worden. Een potentie die ontwikkeld kan worden en die kan groeien. Door mentoren om ons heen, door het landschap waarin wij ons bevinden en door waar we toegang toe hebben. Dat gaat dus ook over het beschermen en waarborgen van mensenrechten.
Potentie hangt voor mij altijd samen met een samenleving en een wereld waar ook anderen kunnen ontwikkelen en groeien. Ik moet nu denken aan een quote van Frederick Buechner die ik laatst tegenkwam. Hij schrijft: “The place God calls you to is the place where your deep gladness and the world's deep hunger meet.” Dit gaat over het leren verstaan van die stem waardoor jij geroepen wordt. Dat kun je religieus invullen, maar dat hoeft niet.
Hiernaast gaat ten volle mens zijn ook over de verbinding tussen contemplatie en actie. Dat klinkt heel groot, maar voor mij is deze beweging altijd naar binnen én naar buiten; die twee zijn niet los van elkaar te verkrijgen. En dat heeft te maken met een verantwoordelijkheid, die euhm, niet altijd gemakkelijk is. Want soms is het wel fijn om de dekens over je heen te gooien en te denken, toedeledokie, laat lekker gaan (moet lachen), het is niet mijn zaak. Terwijl je dan juist moet opstaan.”