Een meisjesroman waarin de hoofdpersoon rechten studeerde, inspireerde Ria Ruitenbeek hetzelfde te doen. Haar specialisatie aan de Vrije Universiteit werd privaatrecht. Tot op de dag van vandaag houdt ze het vak bij.
Ruitenbeek (84) was vorig jaar de oudste alumna op de jaarlijkse alumnidag, waar de studenten aan haar lippen hingen. Omdat de juridische faculteit 140 jaar bestaat, haalt ze samen met VU Magazine herinneringen op.
Op de middelbare school wist u al dat u rechten wilde studeren. Wat brengt een rechtenstudie?
„Rechten geeft je toegang tot alles. Je leert logisch denken, afleiden en samenvatten. Ik heb veel gehad aan het goed leren lezen van jurisprudentie en er precies uithalen wat van belang is. Als ik tijdens mijn loopbaan een stuk van de Tweede Kamer moest lezen, haalde ik de highlights er feilloos uit. Mijn omgeving zei vaak, ‘jeetje, rechten, wat een taai, saai vak’, maar dat is het helemaal niet. Daarbij, ‘Meester in de rechten’, dat klinkt toch prachtig?”
Kunt u iets vertellen over uw studietijd?
„Wij liepen colleges aan de Keizersgracht en daar werden we dan met zo’n 35 studenten in een zaaltje samengeperst. Voor het kandidaats volgden we onder meer het vak Encyclopedie der Rechtswetenschap bij professor Herman Dooyeweerd. Het was een heel knappe man, zowel wetenschappelijk als in uiterlijk. Elk college sloot hij af met hetzelfde gebed: ‘Bewaar ons Heer voor wat u niet welbehaaglijk is, maar leer onze arbeid vruchten dragen voor nu en voor ons later leven.’ Mooi hè?”
„De proffen kenden ons persoonlijk en namen ons ook wel eens mee uit lunchen."
„De doctoraalcolleges volgden we bij Gerbrandy, De Gaay Fortman en Diepenhorst. De proffen kenden ons persoonlijk en namen ons ook wel eens mee uit lunchen. Gerbrandy was zijn tijd ver vooruit, want hij betrok de studenten actief bij zijn colleges. Tijdens het college keek hij dan de zaal goed rond en stelde een student een vraag. Iedereen sidderde, want als het antwoord niet goed was, of je zei: ‘Ik weet het niet professor’, kon hij je flink af laten gaan. Tegen mij zei hij een keer: ‘Juffrouw Ruitenbeek, u hebt scherp geformuleerd, maar er deugt geen barst van’.”
Hoe was het leven in en rond de VU destijds?
„De VU was destijds al best modern. Er werd op feestjes gedanst en dat was nog niet in alle Gereformeerde kringen gebruikelijk. Ik moest daar in het begin wel aan wennen. Tijdens mijn studie was ik lid van ‘De Vereniging van Vrouwelijke Studenten aan de Vrije Universiteit’ (VVSVU) waarbij ik in het dispuut Atalanta zat. Op zondagochtend gingen de meeste VU-studenten naar de Keizersgrachtkerk en na afloop gingen we dan naar damessociëteit Mansio. Geëmancipeerd als we waren, mochten ook de mannen op de koffie komen na de dienst.”
Tegenwoordig is het normaal om als vrouw te studeren. Hoe was dat in de jaren ‘50'?
„In die tijd was ongeveer een derde vrouw en twee derde man, althans, aan de juridische faculteit. Toen ik ging studeren, zei mijn vader: ‘Twee dingen vraag ik van je, ten eerste dat je je studie afmaakt, ook al kom je een jongen tegen tijdens die periode, ‘én’,’ zei hij, ‘ik verwacht dat je ook iets met die studie doet.’ Daar heb ik mij aan gehouden. Ja, want er zijn toch een paar meisjes afgehaakt. Er waren ook meisjes die met een verlovingsring om in de collegebanken zaten. Zij maakten hun studie wel af, maar deden er niet veel mee. Uitzonderingen daargelaten.”
Foto: archief Ria Ruitenbeek. Op de foto staan vier leden van het clubbestuur 'Mansio'. Van links naar rechts: Ria (majordomus); Ellie (praeses); Geertje (abactis) ; Riet (questrix).
Kunt u iets vertellen over de start van uw loopbaan?
„Na een aantal omzwervingen en een studie civiel recht in Parijs solliciteerde ik bij een internationaal transportbedrijf. Ik was de laatste sollicitant die binnenkwam en de enige vrouw die was uitgenodigd. Het bijzondere was dat ik direct de baan had. Dat een vrouw solliciteerde, zette de directie aan het denken. Zij dachten dat een vrouw bepaalde situaties wellicht anders zou aanpakken dan een man. En het bedrijf had te kampen met veel transportschades in Frankrijk; daar kwam mijn juridische Franstaligheid goed van pas.”
„Eenmaal aan de slag gingen ze niet mild met mij om. Ze gooiden me echt in het diepe. ‘Daar heb je voor gestudeerd’, zeiden ze. Ik kreeg meteen een vervelende casus onder ogen. Vanaf de zijlijn keken ze dan toe hoe ik het er vanaf zou brengen en dat vond ik in het begin best spannend. Gelukkig kon mijn vader me aanmoedigen, die zei ‘Ria, jij kan dat, laat maar zien’. Toen ik er langer zat, namen mijn mannelijke collega’s me meer serieus en mocht ik, afhankelijk van het onderwerp, deelnemen aan directievergaderingen.”
Intussen heeft u verschillende banen gehad in het bedrijfsleven. Uw laatste baan was bij het ministerie van economische zaken. Kunt u daar wat over vertellen?
„In de 19 jaar dat ik bij economische zaken werkzaam was, heb ik zo ongeveer alle hoeken en gaten van het ministerie gezien. Altijd was ik bemiddelaar tussen wetgever en uitvoerder. Zo werd ik bij de afdeling Handel en Ambacht onder andere aanspreekpunt voor de marktkooplui. Ik herinner me nog goed dat zij door vereenvoudiging van de vestigingswet uit bepaalde regelgeving gekieperd dreigden te worden. Ik heb de branche toen geadviseerd: ‘laat maar goed van je horen.’ Op het plein voor de Tweede Kamer hebben ze toen een Protestmarkt georganiseerd.”
„Toenmalig minister Koos Andriessen heb ik voorgesteld om met mij mee naar die markt te gaan."
„Toenmalig minister Koos Andriessen heb ik voorgesteld om met mij mee naar die markt te gaan. Eenmaal aangekomen heeft hij daar - met een zure bom in z’n ene hand en een knakworst in z’n andere hand - goed naar de marktkooplui geluisterd. Na afloop bedankte hij mij dat ik hem in de gelegenheid had gesteld om de Protestmarkt te bezoeken. Sindsdien mocht ik zo nu en dan met hem mee op bedrijfsbezoek.”
Hoe heeft u de afgelopen alumnidag ervaren?
„Ik vond het een fantastische dag. We konden kiezen uit verschillende colleges. Zo ging ik naar een college over kinderontvoering en naar een college over gemeentelijke bevoegdheden. Op die dag voelde ik mij als een vis in het water. Het verbaasde mij wel dat ik geen jaargenoten aantrof. Dat ‘gemis’ werd ruimschoots vergoed door de egards waarmee ik als oudste werd behandeld en door de ‘jonge’ alumni die aan mijn lippen hingen met vragen over mijn loopbaan. Ik vond het een eer dat zij wilden weten wat ik zoal uitgespookt heb na mijn studie.”